Ransuilengezin drie avonden in onze tuin gehad. In de afgelopen week heeft een ransuilen-gezin (ouderpaar met drie jongen) zich een paar dagen verschanst in de boom in onze achtertuin. De jongen speelden lekker in de boom en de ouders keken toe en maakten zich druk met het zoeken van voedsel. Twee van de drie jonge uilen waanden zich zó vrij, dat ze gezellig op de rand van de golfbaan zaten te spelen. Een lesje over de ransuil: bron: Vogelbescherming en Vivara. De ransuil is iets kleiner en oogt slanker dan de bosuil. Opvallend zijn de lange, vaak omhoog gerichte oorpluimen en de oranjegele ogen. De ransuil bewoont een groot scala aan leefgebieden, variërend van agrarische gebieden tot open bos, bosranden, parken, duinen, heiden, hoogvenen en moerasgebieden en jaagt bij voorkeur in het open veld, langs wegbermen en op plekken met kaalslag in bos op veldmuizen, kleine zoogdieren, vogels en insecten. De ransuil broedt en rust bij voorkeur in naaldbomen, die hem de beste dekking bieden. Daarnaast ook in houtwallen, boomgroepen, hagen en zelfs solitaire bomen. Komt ook in parken, grote tuinen, op begraafplaatsen voor. De bovenzijde van het verenkleed is geelbruin en gemarmerd, als ‘boomschors’. De onderzijde is licht roestgeel met donkere lengtestrepen. Bij gevaar of verstoring drukt de uil de veren tegen het lichaam en steken de oorpluimen omhoog. De lichaamsvorm is dan lang en dun. Dan valt ook de contrastrijke, ronde gezichtssluier op. In rust hangen de veren losjes langs het lichaam. De poten zijn bevederd. Het mannetje laat een laag sonoor “hoe” horen, het vrouwtje vibrerend “weeeh” bij het nest te horen. Bedelroep van de jongen uit zich in een hoog kie-jèè. |